De Interpersoonlijke Cirkel
Om de interpersoonlijke betekenis van woorden te visualiseren aan de hand van de twee interpersoonlijke dimensies Invloed en Nabijheid, is een cirkel een geschikt model.
In onderstaande interpersoonlijke cirkel voor de docent (IPC-D) en interpersoonlijke cirkel voor de leerling (IPC-L), vind je acht woorden die elk het gedrag beschrijven dat een docent, resp. een leerling in een klas kan vertonen.
De positie die een woord inneemt op de cirkel, geeft de interpersoonlijke betekenis van dat gedrag aan. Elk woord is een bepaalde combinatie van Invloed en Nabijheid.
Hoe dichter bij elkaar op de cirkel, hoe sterker de interpersoonlijke betekenis van woorden op elkaar lijkt.
Woorden die horizontaal tegenover elkaar staan, vertegenwoordigen een zelfde mate van Invloed (bijvoorbeeld: in de IPC-D, dwingend en sturend: een hoge mate van invloed; ontevreden en begrijpend: allebei een redelijk lage mate van invloed). Het verschil in interpersoonlijke betekenis tussen de beide woorden zit hem in de mate van nabijheid (hoger voor sturend dan voor dwingend, veel hoger voor begrijpend dan voor ontevreden).
Woorden die verticaal tegenover elkaar staan, vertegenwoordigen een zelfde mate van Nabijheid (bijvoorbeeld sturend en inschikkelijk), maar verschillen in Invloed (mate van invloed is veel hoger voor sturend dan voor inschikkelijk).
Woorden die schuin tegenover elkaar staan zijn zowel qua Invloed als Nabijheid elkaars tegenovergestelde (bijvoorbeeld: in de IPC-D, helpend en ontevreden).
Behalve als een model waarmee je woorden interpersoonlijk ten opzichte van elkaar kunt positioneren in termen van Invloed en Nabijheid, is de interpersoonlijke cirkel ook een handig hulpmiddel om samen te vatten hoe en in welke mate het gedrag dat iemand op een bepaald moment of over langere tijd vertoont, een combinatie is van Invloed en Nabijheid (Interpersoonlijk profiel).
In onderstaande figuur is dit gebeurd door de gemiddelde perceptie van meer dan 6000 klassen en hun docenten weer te geven in de cirkel. Een punt op het middelpunt van de cirkel (punt 1) betekent dat de docent volgens de leerlingen neutraal (niet positief en niet negatief) is qua Invloed en Nabijheid. Een docent bij punt 2 heeft volgens de leerlingen veel invloed, maar wordt als weinig nabij ervaren. Een docent bij punt 3 wordt als iets minder invloedrijk ervaren als een docent bij punt 2, maar wordt wel meer nabij ervaren.
Het interpersoonlijke gedrag van docenten in de relatie met leerlingen kan op basis van de kleur van de sectie gekarakteriseerd worden, met behulp van de woorden die in IPC-D zijn opgenomen op de omtrek van de cirkel bij de betreffende sectie. Hoe verder naar de rand van de cirkel in bijvoorbeeld de blauwe sectie, des te sterker het sturende karakter. Het interpersoonlijke gedrag van docenten met een punt in de lichtblauwe cirkel in het midden kan gekarakteriseerd worden als moeizaam. Naarmate de punt meer naar beneden ligt, is het gedrag moeizamer dominerend, naarmate meer naar links, moeizamer nabij.
van Tartwijk, J.W.F.; Brekelmans, M.; den Brok, P.J.; Mainhard, M.T. (2014) van Tartwijk, J.W.F., Brekelmans, M., den Brok, P.J., Mainhard, M.T. (eds.), Theorie en praktijk van leren en de leraar : Liber Theo Wubbels 2014 websiteversie, pp. 7 – 10