Interpersoonlijke Relaties in het Onderwijs

Micro | Macro en Leerling- | Klasniveau

Micro|Macro

Interpersoonlijke relaties in het onderwijs—relaties tussen de leerkracht en de leerling—worden beïnvloed door de manier hoe de docent en de leerling met elkaar interacteren. Andersom geldt precies hetzelfde, de manier waarop docent en leerling met elkaar omgaan wordt beïnvloed door hun onderlinge relatie:

Als een leerkracht door de leerlingen over het algemeen als vriendelijk wordt ervaren (relatie, macro), dan zullen leerlingen niet snel bang zijn om hulp te vragen als zij iets niet begrijpen (gedrag, micro).  Herhaaldelijk vriendelijke reacties op hulpvragen van leerlingen versterken de vriendelijke aard van de relatie.

Deze wisselwerking tussen de interactie en de relatie kan zowel voor een positieve als een negatieve spiraal zorgen: Als de interacties negatief zijn, zal de onderlinge relatie verslechteren, wat op zijn beurt de interacties weer verslechtert. Wil een docent een slechte relatie met een leerling verbeteren, zullen de interacties positief moeten  verlopen, ondanks dat dit tegen het gevoel van de docent kan ingaan.

Voor onderzoek naar interpersoonlijke relaties in het onderwijs is het interessant om zowel momentopnames van interacties te bestuderen (Micro-niveau), als het bestuderen van de interpersoonlijke relaties (Macro-niveau), en het verband tussen deze niveaus.

Individueel|Klasniveau

Naast het onderscheid in tijdniveaus is het relevant om onderscheid te maken in de verzameling van betrokken personen.
Gaat het om relaties en interacties:
– tussen individuele personen (one to one),
– tussen een persoon en een groep (one to many), en
– tussen groepen (many to many).

In klassensituaties vinden interacties plaats tussen een docent en een individuele leerling, maar ook interacties tussen de docent en een groep leerlingen, en met de klas als geheel. Deze interacties kunnen als geheel anders van (interpersoonlijke) aard zijn.

Een docent kan tegenover een bepaalde leerling in het algemeen vriendelijk en gestructureerd gedrag vertonen, terwijl zijn interacties met de klas als geheel veel wanordelijker van karakter zijn.

Dit verschil kun je bijvoorbeeld aantreffen bij jonge docenten die nog moeite hebben om leiding te geven aan een grote groep leerlingen.

Doordat in een klas veel gelijktijdige gebeurtenissen plaatsvinden, moet een docent steeds de hele klas overzien en reguleren.

De percepties die de leerlingen en de klas hebben van de interacties kan je ook onderzoeken op klas- en leerling-niveau. Een klas-perceptie van de docent geeft de gedeelde visie van de leerlingen uit de klas weer. Een leerling-perceptie geeft juist weer hoe een bepaalde individuele leerling denkt en hoe hij/zij wel of niet afwijkt van de klas-perceptie.

Voor onderzoek naar interpersoonlijke relaties in het onderwijs is het interessant om zowel op leerling-, als  klasniveau de interpersoonlijke relaties te bestuderen.

Den Brok, P., Brekelmans, M., & Wubbels, T. (2006). Multilevel issues in research using students’ perceptions of learning environments: The case of the Questionnaire on Teacher Interaction. Learning environments research9(3), 199.

Mainhard, T., Oudman, S., Hornstra, L., Bosker, R. J., & Goetz, T. (2018). Student emotions in class: The relative importance of teachers and their interpersonal relations with students. Learning and Instruction53, 109-119.